Fietsroute Fochteloerveen en Veenhuizen
50 km fietsen in Drenthe
Fietsen 19 juli 2024 0Leer het hoogveen in al zijn facetten kennen. We brengen je naar plekken waar nét veenmos groeit en langs eindeloze veenmoerassen. We laten zien wat er met een landschap gebeurt als de turf weggespit is.
Tijdens deze fietstocht maakt u kennis met alle facetten van het veen. Dit maakt de tocht richting Veenhuizen tot een reis door de tijd die vele duizenden jaren beslaat. U komt langs schier eindeloze veenmoerassen. U komt op plekken waar het veen langzaam maar zeker weer tot leven komt. En u ziet hoe het landschap eruit gaat zien als de turf weggespit is, het veld ontgonnen werd en de boeren bezit genomen hebben van de grond. ‘Onlaand dat anmaokt weur’, noteerde de dichter Gerard Nijenhuis.
Witterveld
Het fietspad brengt u langs het unieke Witterveld. Eigenlijk is het meer geluk dan wijsheid dat het er nog is. Ook voor het Witterveld lagen aan het eind van de negentiende eeuw de plannen klaar om het te vervenen en te ontginnen. Tot de gemeente Assen besloot om de extra werkgelegenheid van de vestiging van nieuwe kazernes binnen te halen en daarom een plan bedacht om het ministerie van Oorlog – zoals dat toen nog heette – over de streep te krijgen. Assen bood het ministerie voordelig een oefenterrein vlak in de buurt aan. Voor dit doel kocht de gemeente het ongeveer 475 hectare grote Witterveld in 1891 voor bijna 50 duizend gulden, maar men had dit voor die tijd enorme bedrag er graag voor over…
Dankzij de functie van schietterrein en oefenterrein kon het Witterveld zich sindsdien in een natuurlijk isolement blijven ontwikkelen en is het tegenwoordig één van de weinige plekken in Drenthe waar de waterhuishouding van dien aard is dat er nog levend hoogveen voorkomt. Uniek is het terrein met name ook omdat alle overgangen tussen droge heide, natte heide en hoogveen er voorkomen. Destijds vormde het veld de overgang van de Smildervenen en het Drentse zand.
Tot op de dag van vandaag is het terrein in gebruik bij het ministerie van Defensie als ‘achtervanger’ van het schietterrein. Het ministerie is inmiddels eigenaar van het terrein. U kunt het Witterveld alleen vanaf het fietspad bekijken.
Veenkoloniaal landschap
Toen het Drentse provinciaal bestuur besloten had de Drentsche Hoofdvaart grotendeels opnieuw aan te leggen en in 1776 door te trekken naar Assen, kwamen de uitgestrekte venen van ‘de Smilde’ aan snee. De Eekhoutswijk en de Jonkerswijk aan de overkant van de vaart zijn gegraven om het veenmoeras te ontwateren. Later konden ze voor het vervoer van turf worden gebruikt.
Dit veenkoloniale landschap is een echt ‘productielandschap’ dat door de landbouw volledig naar zijn hand gezet is. Het waterpeil is geheel onder controle. De grond is productiegereed voor die gewassen waar de boeren van ‘de Smilde’ dat jaar het meest van verwachten. De natuur lijkt zich te hebben teruggetrokken in de wegbermen en langs de slootkant.
Het Fochteloërveen
Het Fochteloërveen op de grens van Drenthe en Friesland is één van de grootste hoogveenmoerassen die Nederland nog heeft. Op allerlei plaatsen is te zien hoe ook hier de kanalen en wijken gegraven werden om de turf te kunnen exploiteren. Op de uitkijktoren ziet u kanaaltjes en slootjes het veen in lopen. Dankzij inspanningen van de Vereniging Natuurmonumenten is in het ruim
3000 hectare grote gebied de laatste jaren de veenvorming weer op gang gekomen. Dit bereikte men vooral door het verhogen van het waterpeil met dammetjes en stuwen en door de aankoop van landbouwgronden eromheen die als buffer gingen dienen. Kroon op het werk van Natuurmonumenten was de terugkeer van de kraanvogels naar het Fochteloërveen. In 2001 kroop hier het eerste kraanvogeljong uit het ei en dat was in Nederland sinds de middeleeuwen niet meer het geval geweest! Het Fochteloërveen was kennelijk weer groot en rustig genoeg om de vogels zich er thuis te laten voelen. Bovenop de uitkijktoren is een informatiepaneel over deze bijzondere gasten van het Fochteloërveen.
Veenhuizen
Bij de piepkleine buurtschap Veenhuizen kocht de Maatschappij van Weldadigheid in 1822 grond aan voor drie gestichten om bepaalde lieden een tijdje uit het zicht van de beschaafde samenleving te houden. In 1859 werd Veenhuizen aan het Rijk overgedragen. De gestichten werden gevangenissen.
Aan het eind van de negentiende eeuw kreeg het huidige Veenhuizen zijn vorm dankzij ‘Hoofdingenieur van het Gevangeniswezen’ W.C. Metzelaar die nagenoeg alle werkplaatsen, woningen en boerderijen in het dorp ontwierp.
Veenhuizen bleef tientallen jaren lang een ‘verboden wereld’ waar alleen de gestraften en degenen die er werkten, toegang hadden. Dit isolement zorgde voor het behoud van het monumentale karakter van het dorp. Sinds de penitentiaire inrichtingen zich teruggetrokken hebben achter hun streng bewaakte muren en hekwerk kon in het dorp het ‘gewone’ leven beginnen.
Inmiddels zijn de meeste huizen in particuliere handen overgegaan. Veenhuizen telt maar liefst 124 rijksmonumenten. Eén ervan is eigendom van Stichting Het Drentse Landschap. Het is het grote witte huis aan de Kolonievaart voorbij de kerk en het Verenigingsgebouw. In 1859 werd het gebouwd als dienstwoning voor de hoofddirecteur van de drie gestichten. Het statige pand kreeg een brede oprijlaan om de dienstkoets tot voor de voordeur te kunnen laten rijden. De tuin van de hoofddirecteur liep aan de overkant van de Kolonievaart nog een stukje door. In Veenhuizen kreeg de royale directeurswoning al snel de bijnaam Klein Soestdijk.
De route brengt u langs het Gevangenismuseum waar u veel over het gevangeniswezen en het leven in het dorp vroeger te weten komt. Het adres is Oude Gracht 1, 9341 AA Veenhuizen. Kijk voor meer informatie op www.gevangenismuseum.nl.
Het Zeijerveld
In 1908 kocht oud-minister van Koloniën Jacob Theodoor Cremer van de boeren van Zeijen het 620 hectare grote Zeijerveld en liet hij de Heidemij het ontginnen. Ontginning op dergelijke schaal was volstrekt nieuw in Drenthe.
Op het Zeijerveld kwamen vijftien grote boerenplaatsen en een aantal arbeiderswoningen. Cremer bedacht zelf de namen van de boerderijen. Zo noemde hij de Annie-Hoeve, waar u op de Binnenweg als eerste langs komt, en de Dolly-hoeve naar zijn dochters.
De animo in het dorp Zeijen om zich op het Zeijerveld te vestigen was aanvankelijk minimaal. Men vreesde op het dorre veld geen droog brood te kunnen verdienen en de eerste generatie boeren kwam dan ook uit ‘Holland’. Al spoedig zou blijken dat de Zeijenaren zich vergist hadden…
Foto's: Hans Dekker en Martin Hiemink. Bron: Het Drentse Landschap
0 Reacties