Duudelijk as wat
Bloemencorso Lichtenvoorde
0De maand maart is definitief afgesloten, de lente in gevecht met de winter. Nog een paar weken, dan gaan de dahliaknollen toch echt de grond in. Daar vertel ik meer over in de volgende column, voor nu blijf ik nog even stilstaan bij de vorderingen in de schuur. Want daar staat het hele bouwproces allesbehalve stil! Ik probeer in ieder geval één keer per week an te komm’n, welk moment dat is hangt af van mijn dienstrooster in het verpleeghuis. Hoe dan ook, er wordt veel werk verzet, op dit moment met name door de constructiemakers. Behalve bouwen aan de wagen staan er heel soms ook andere activiteiten op de agenda.
Zo organiseerde corsogroep Lansink-Bluemink de laatste zaterdagavond in maart wederom de corsoquiz. Dit jaar zowel de voorronden als de finale op één en dezelfde avond, gespeeld door maar liefst 15 teams. Twaalf van de in totaal 18 corsogroepen en daarnaast nog een groep corsokids, jonge ontwerpers en een groep vanuit de Stichting Bloemencorso Lichtenvoorde. Bijna 200 vragen passeerden de revue. Al snel werd duidelijk welke groepen zich zorgvuldig hadden voorbereid, onder andere door het lezen van het boek “Een B(l)oeiend Spektakel” over 75 jaar bloemencorso geschiedenis in Lichtenvoorde. Corsogroep Teeuws deed dit jaar voor het eerst mee, voornaamste doelstelling: een gezellige avond samen (geen studie-uren vooraf). Missie geslaagd! Een plaatsje in de top 10? Nee, dat dan weer niet. Het was in ieder geval een gezellige avond, alle teams werden aangemoedigd door eigen achterban. Ook hier werd wel weer duidelijk hoe zeer het Bloemencorso is verweven in de samenleving van Lichtenvoorde. De zaal achter het café was bommetje vol.
Terug naar de corsoschuur. Inmiddels leer ik de vaste groep wat beter kennen, de namen en wie zich waarmee bezig houdt. Wanneer ik helemaal voor-, of achterin de schuur sta, is het erg leuk om alle bedrijvigheid te overzien, her en der groepjes bouwers druk met een stukje corsowagen. In het midden wordt gewerkt aan het chassis, waar aan de hand van op maat gezaagd constructiestaal (kokers en buizen van ijzer) de hoogte van de corsowagen langzamerhand duidelijk wordt. Het constructiestaal laat zich goed bewerken (vervormen) en kan ook goed aan elkaar worden gelast. Het materiaal is relatief goedkoop (gevoelig voor roesten). Er liggen dan ook vele meters in de schuur te wachten om onderdeel van de wagen te worden. Daarom heen wordt ondertussen aan andere onderdelen gewerkt, zoals het frame dat de wagen vorm moet gaan geven. Dit basismodel wordt gemaakt van betonijzer, van wat ik vernomen heb wordt er zo’n 5000 meter verwerkt in het frame! Deze taak ligt hoofdzakelijk in handen van de ontwerper Paul Wieggers en de 19-jarige Estelle. Paul weet tenslotte als geen ander hoe hij het model bedacht heeft. De ijzeren staven worden door hem in de juiste vorm gebogen, waarna Estelle ze zorgvuldig aan elkaar last. Paul legde me uit dat het een nauwkeurig klusje is. Wanneer het basismodel namelijk niet klopt (scheef, te lang/kort) ga je dat terugzien in de uiteindelijke vorm. Leuk om een jonge vrouw als Estelle bezig te zien met de technische kant van de corsowagen. Op dit moment is zij de enige vrouw betrokken bij het bouwproces (ik zit nog in de rol van observeren). Even verderop is ook de vader van Estelle druk aan het werk. Mooi dat de passie wordt doorgegeven aan de jongere generatie, en erg belangrijk ook wil dit immateriële erfgoed blijven bestaan.
Achterin de schuur is Martin bezig grote platen foam op maat te zagen, in even lange balkjes om precies te zijn. Op een werkbank liggen stroken de stroken duct tape al klaar (plakzijde naar boven gericht). Dit tape is olie-, en waterbestendig en daarom uitermate geschikt om te gebruiken in de wagenbouw. De balkjes worden vervolgens gelijkmatig over het duct tape verdeeld, opgerold en voilà: Een ronde vorm is geboren! In de hoek ligt al een mooie verzameling van botten en tanden, gemaakt van piepschuim. Aan het eind van de avond leek Martin zelf wel een piepschuim-mannetje! Het werk van Wilfried geeft een stuk minder rommel. Sterker nog, hij maakt van ‘rommel’ zeer bruikbaar bevestigingsmateriaal. Ik had hem al wel zien lopen met emmers vol kroonkurken (flessendopjes) maar had eigenlijk geen idee waar ze voor dienden. Wilfried liet het me stap voor stap zien. De kroonkurken worden door hem platgeslagen, daarna door een eenvoudig gemaakt stuk gereedschap voorzien van 2 gaatjes. Als de emmer vol genoeg zit met voorbewerkte kroonkurken, zoekt Wilfried een rustig plekje uit en voorziet ieder dopje van een stukje ijzerdraad. Later in het bouwproces, als het kartonneren begint, dienen de dopjes dus als bevestigingsmateriaal (het ijzerdraadje wordt door het karton gestoken en aan de achterzijde om elkaar gedraaid). Natuurlijk vroeg ik als leek (en stadse?) waarom dopjes en geen tie wraps? Het antwoord kwam met een brede lach, in dialect: zoep’n doet ze toch wal, dus is dit veule goedkoper! Ok, duudelijk as wat.
Mijn respect voor de wagenbouwers groeit met de week! Geheel vrijwillig en met enorm veel toewijding wordt er continu aan de corsowagen gewerkt. Bijna allemaal doen ze dit naast een baan of studie. Ondanks dat mijn eigen agenda ook best vol gepland is, merk ik dat ik ernaar uitkijk om weer naar de schuur toe te gaan. Tot nu toe sta ik elke keer weer versteld van de vorderingen, de creativiteit en de ogenschijnlijke eenvoud waarmee het door middel van handarbeid wordt gemaakt! Over twee weken neem ik jullie mee naar buiten, naar het dahliaveld van corsogroep Teeuws.
Janette van Egten, Klomptgoed - Wordt vervolgd.
0 Reacties