Oerdrift en barbecue
Columns 15 augustus 2015 0Zomer en nazomer zijn de tijden van de echte mannen. Waar traditioneel nog veel vrouwen voor de boodschappen en het eten zorgen, vindt er tijdens de zwoele zomeravonden een wisseling van de wacht plaats. Het is barbecuetijd, dus mannentijd!
Ook ik ben zo’n ouderwets type en als het me uitkomt citeer ik graag de woorden van mijn oma: De vrouw en de hoond heurt oonder ’t eerste geboont. Vrij vertaald: de vrouw is in het voorhuis de baas en regelt daar de boel. Voordat alle ‘Opzij-achtige types’ nu achter de computer springen om boze reacties te sturen, even adem halen en nadenken. Het gezegde stamt uit de tijd van mijn oma. Lang geleden dus, in een heel andere situatie dan nu. Daarbij komt, wie zou mijn oma durven tegenspreken?
De zwoele avonden van de afgelopen weken leidden ook bij mij tot een oerdrift die zijn weerga niet kent. Gehuld in een prachtige schort met de stoere tekst Ik kus beter dan ik kook sta ik daar, gewapend met gereedschap uit een BBQ-kofferset die mij met Vaderdag ten deel viel. Het ijzeren bakapparaat staat uitdagend voor me. Het vlees ligt in de warme zon te wachten, voordat het sissend en rokend bruin en vooral gaar mag worden. De vingers al drie keer verbrand, omdat de elektrische ontsteking het niet doet. Voor de zoveelste keer niet. Na drie verwoede pogingen en hier en daar een woord dat zich niet bepaald leent voor een column, gebeurt er nog niks. Ondertussen staan de hongerigen met hun lege bordjes klaar. Wachtend als een leeuw op zijn prooi. Mijn 21-jarige zoon geeft met een koud biertje in de hand droog commentaar: “Va, volgens mie he’j ’t gas op”.
Grrrrr. Hij heeft gelijk. Als een haas naar het dichtstbijzijnde tankstation om een gaspot te regelen. Uiteindelijk brandt de barbecue en kan het ritueel beginnen. Althans, dat denk ik. Tevreden sta ik er bij met een flesje bier in de hand. Ik wacht op de volgende vernietigende opmerking van de jonge ‘bössel’. Op het moment dat ik het deksel open en er aan alle kanten rook opstijgt, klinkt het: “Bu’j de speklapp’n an ’t bakk’n of an ’t cremeer’n?”
Ik houd me in en ga door met mijn culinaire capriolen. Ik gooi een kippenpoot op het rooster. “Kippenpoten? Lekker! Wet ie trouwens wat hanensoep is?” Verwonderd kijk ik de wijsneus aan. “Dat is kippensoep met ballen, va.” Het wordt tijd voor een reactie en daarom vraag ik: “Jonge, wil ie mie nog wat te dreenk’n haal’n?” Omdat mijn zoon in de droge-praatjesmakers-fase zit, komt er meteen een gevat antwoord: “Een glaesken water soms?” Ik laat me niet kennen en zeg plechtig: “Jonge, water is pas lekker as ’t bie de Grolsch deur de brouwerieje is ewes.”
Gert-Jan Oplaat
0 Reacties