Geniet van de korte verhalen van onze (gast) columnisten. Herkenbaar, grappig, ontroerend of inspirerend. Stuk voor stuk het lezen waard.
Op 1 januari sprak mijn vrouw mij toe met een blik in de ogen alsof ze de laatste ijsbeer zag sterven op een afkalvende ijsschots. Ik gooide restanten van het losbandige feestje op oudejaarsavond met een welgemikte worp weg.
Ze waren met z’n vieren. Twee meisjes van zekere leeftijd in luchtige fietskleding en twee mannen – tweelingbroers bleek later – die zich blijkbaar nog jong genoeg voelden om een superhippe fiets te berijden.
In deze Naober vindt u een mengelmoes van markante persoonlijkheden en een dialectbijlage: De Naoberbode. Doar geet mien harte van lös!
De afgelopen zomer waren we op vakantie in Noorwegen. Terwijl we langs adembenemende fjorden door het ruige landschap toerden, zagen we regelmatig handgeschreven bordjes met het woord loppe
Winters landschap zo ver het oog reikt. De IJsseldelta die aan het begin van de winter is volgestroomd en waar nu een laagje breekbaar ijs op zit. Nog te teer om je erop te wagen, maar de hond van de buren lukt het, zo te zien
Hoofdschuddend loopt mijn vader door mijn tuin. Ik volg zijn blik over de ingestorte borders. Een heerlijke chaos, vind ik. Een vreselijke bende, vindt hij. Een kwestie van smaak of een typisch gevalletje generatiekloof?
“Weet je wat ik niet kan uitstaan? Dat ze zoiets achter je rug om doen. Waarom niet even aangebeld? Ze weten toch waar ik woon?” De vrouw was boos. Niet een beetje boos, nee, heel boos.
De vrouw van de slager kwam de winkel in met een schaal dampende grillworst. “Lust jij wel een plakje?”, zei ze tegen een blond meisje van een jaar of vier, dat met haar opa en oma en een zusje in de winkel stond te wachten.
De dame van middelbare leeftijd – aan haar kleding te zien geen doorsnee-oosterlinge - nipte aan het glas muntthee en liep toen in mijn richting. Ik stond waar ik bij recepties het liefst sta: een beetje achteraf.